In deze lange hete zomer is het Copernicus-dossier weer eens het voorwerp geweest van veel studiewerk. Velen hebben net als VZW NSPV hun tanden gezet in het dossier lastens de overheid om gerechtigheid te krijgen wat betreft de Copernicus-premie.
Onder het motto van ‘geef aan de keizer wat aan de keizer toekomt’ heeft VZW NSPV verschillende procedures opgestart lastens de overheid om een gelijke uitbetaling te krijgen van deze Copernicus-premie.
Hiervoor werden drie delen opgemaakt. Zo werden de procedures opgestart voor de leden van:
- Algemene Inspectie
- Federale Politie
- Lokale Politie
Zoals reeds eerder werd meegedeeld werden deze procedures ingeleid voor de Rechtbank van Eerste Aanleg. Op het eerste niveau, zijnde de Rechtbank van Eerste Aanleg, werden deze vorderingen niet ingewilligd, reden waarom er werd doorgestoten naar het Hof van Beroep.
De Belgische staat had in eerste instantie in het kader van de ‘Copernicus’-hervorming beslist om tot graduele gelijkschakeling te komen van de vakantiegelden van de openbare sector tot deze van de privé-sector.
Deze invoering is in verschillende bewegingen gedaan en dit sector per sector.
Wat betreft de leden van de geïntegreerde politie is er een Besluit gekomen van 16 januari 2003 die aan sommige leden van de geïntegreerde politie, zijnde het Calog-personeel een premie toekende. Hierbij werden de leden van het operationele kader uitgesloten.
Na een omweg bij de Raad van State werd er op 11 juni 2011 een Koninklijk Besluit genomen waarbij de Copernicus-premie werd ontnomen aan de leden van de politie.
Op 10 november 2010 werd een procedure ingeleid voor de Rechtbank van Eerste Aanleg te Brussel waarbij een vordering werd gesteld op basis van een fout die begaan was door de overheid in het nemen van een discriminerende beslissing. Kort nadien werd deze procedure gevolgd door een 3000 personen … Dit zijn allen leden van het operationele kader van de geïntegreerde politie die niet hebben kunnen genieten van een premie tot 1 januari 2009.
Gelijklopend met deze procedure werd er ook een andere zaak ingeleid. Dit heeft geleid tot een prejudiciële vraag voor het Grondwettelijke Hof . Bij arrest (82/2009) heeft dit Grondwettelijke Hof geoordeeld dat de discriminatie niet het gevolg is van een wettelijke bepaling doch wel het gevolg is van een besluit van de Koning. Hiervoor is het Grondwettelijke Hof evenwel niet bevoegd. Het dossier was terug naar af en de onduidelijkheid bleef!
Bij vonnis van 13 september 2013 verklaart de Rechtbank de vordering verjaard en dus onontvankelijk, hierbij zich baserend op het artikel 100 op de Rijkscomptabiliteit1. De partijen werden veroordeeld tot de gerechtskosten.
Op 12 april 2015 werd er een verzoekschrift tot Hoger Beroep neergelegd voor het Hof van Beroep te Brussel. Bij conclusie werd de vordering gewijzigd, waarbij de betaling van de premie werd gevraagd waarvan zij onterecht werden weerhouden. In subsidiaire orde wordt de oorspronkelijke vordering gehandhaafd.
In graad van beroep werden enkele procedures samen behandeld, waarbij het Hof tot het besluit kwam dat de Hogere Beroepen toelaatbaar en ontvankelijk zijn, doch wijst ze af als zijnde ongegrond.
Zo komt het Hof van Beroep bij arrest van 19 april 2018 (2015/AR/641 et 2015/AR/642, rep. N° 2018/3440) tot het besluit dat:
- De vraag tot uitbetaling van de premie, dat het Hof niet bevoegd is om zich hierover uit te spreken.
- Aangaande de vraag tot een schadevergoeding, gaat ook daar het Hof stellen dat er verjaring is in toepassing van het voornoemde artikel 100 op de Rijkscomptabiliteit. Hier stelt het Hof dat als vertrekpunt van de verjaring moet genomen worden het Koninklijk Besluit van 16 januari 2003, die een voorziene schade doet ontstaan.
VZW NSPV had evenwel van dit Copernicus-dossier een principe gemaakt. Zo mag en kan er niet getolereerd worden dat een politieambtenaar minder rechten heeft dan een ander lid van de publieke sector.
Daarom is en was VZW NSPV van oordeel dat men zich niet zomaar kan neerleggen bij de beslissing van voornoemd arrest van het Hof van Beroep.
Na grondige studie en bespreking op één van de vele raden van bestuur van VZW NSPV hebben de bestuurders hun verantwoordelijkheid genomen en geoordeeld dat een advies moest gevraagd worden wat de slaagkansen zijn van een eventueel aanvechten van het besproken arrest.
Hierbij werd een advocaat bij het Hof van Cassatie onder de arm genomen. Deze advocaat komt op 17 juli 2018 met het advies dat er een kleine slaagkans bestaat om het besproken arrest aan te vechten en dat de mogelijkheid bestaat dat dit arrest zou verbroken worden.
Indien zulks zou gebeuren, dan wordt de zaak voor een ander Hof van Beroep gebracht, die zich dan opnieuw uitspreekt over de grond van de zaak.
Het dossier kan dan alle kanten uit. Zo kan het nieuwe Hof van Beroep stellen dat de vordering gegrond is, doch kan ook vaststellen dat er geen discriminatie is.
Van in het begin heeft VZW NSPV zijn verantwoordelijkheid genomen en blijft dit doen. Dit is dan ook de reden waarom er advies gevraagd werd naar de slaagkansen voor het Hof van Cassatie.
Aangezien de advocaat bij het Hof van Cassatie van oordeel is dat dit dossier voor dit hoogste gerechtshof kan voorgebracht worden, zal dit ook gebeuren. Dit betekent evenwel niet dat er een 100% slaagkans is.
Echter is VZW NSPV van oordeel dat alle mogelijkheden moeten uitgeput worden, reden waarom de Raad van Bestuur van VZW NSPV beslist heeft om toch een test-case te openen en het dossier voor het Hof van Verbreking voor te leggen, waartoe zij haar advocaat bij het Hof van Cassatie heeft opdracht gegeven.
Derhalve is het afwachten wat het Verbrekingshof zal oordelen en of het dossier naar een ander Hof van Beroep zal verwezen worden.
We zullen niet nalaten u van iedere belangrijke stap op de hoogte te stellen.
VZW NSPV is er voor haar leden en zal al het mogelijke doen om de rechten van haar leden te vrijwaren!
Carlo Medo - Nationaal voorzitter
Thierry Belin - Nationaal secretaris